Een vraagstuk waar momenteel veel pensioenfondsen mee worstelen is hoe de uitkomsten van een risicopreferentieonderzoek (RPO) gebruikt kunnen worden in de bepaling van de wettelijke risicohouding en het beleid in het nieuwe stelsel. Het Besluit toekomst pensioenen beschrijft hiervoor een proces van vier stappen. De wettelijke vastlegging van de risicohouding komt in dat proces vóór het bepalen van het beleid. Wij pleiten ervoor om de door de mate van relatieve risicoaversie (gamma’s) in te zetten als brug tussen de uitgevraagde risicopreferentie en de beleidsconstructiefase. En vervolgens als slotstuk van deze exercitie de wettelijke maatstaven voor de risicohouding vast te leggen.

De wet schrijft voor dat de mate van relatieve risicoaversie een uitkomst moet zijn van een risicopreferentieonderzoek. In de wetenschap wordt de mate van relatieve risicoaversie aangeduid met de letter gamma. De AFM schrijft in een recente publicatie over de gamma: “De RRA (ook wel de ‘gamma’) is de maatstaf die beschrijft in hoeverre deelnemers bereid zijn extra risico te lopen in ruil voor een hogere verwachte uitkomst.”  Een belangrijk voordeel van de gamma is dat deze onafhankelijk is van de gebruikte economische uitgangspunten. De uitkomsten uit het RPO kunnen dus ongeacht de gebruikte scenarioset gebruikt worden.

Met behulp van zekerheidsequivalenten kunnen de gamma’s uit het onderzoek gebruikt worden om verschillende beleidsvarianten met elkaar te vergelijken. En welke beleidsvarianten het beste bij de deelnemers passen. Naast de zekerheidsequivalenten kunnen ook andere maatstaven meegewogen worden. Als eenmaal een optimaal beleid is bepaald moet het risico van het beleid per leeftijdscohort worden vastgelegd in de wettelijke maatstaven.

 

Download hier het volledige document

Gerelateerde insights

X
Cookies help us improve your website experience.
By using our website, you agree to our use of cookies.
Confirm