Op 19 maart jl. heeft minister Ollongren de Tweede Kamer een rapport gestuurd met daarin een maatregelenpakket gericht op het met elkaar in balans brengen van de opgaven en middelen van corporaties. Naast een toelichting op het rapport waren er nog andere interessante passages in de brief. Namelijk dat het verstandig is “als corporaties enige financiële handelingsruimte aanhouden om financiële tegenvallers op te kunnen vangen of om te kunnen reageren op onverwachte maatschappelijke ontwikkelingen. Dit is ook wenselijk voor het stelsel, omdat corporaties anders bij beperkte veranderingen plannen moeten uit- of afstellen.”
Het rapport van de minister bevat maatregelen en voorbeeldpakketten (samenhangende maatregelen), die kunnen bijdragen aan het oplossen van de disbalans tussen de maatschappelijke opgaven en de beschikbare middelen. Om te beginnen is de berekening van de balans tussen de opgaven en middelen geactualiseerd. Vervolgens zijn elf maatregelen uitgewerkt die kunnen bijdragen aan een betere balans. Hoe de combinatie van deze maatregelen eruit kan zien, is weergegeven aan de hand van twee voorbeeldpakketten. Het is aan het volgende kabinet om met behulp van dit voorwerk keuzes te maken ten aanzien van de woningmarkt. Aedes stelt in een reactie: “De scenario’s die minister Ollongren schetst om woningcorporaties in staat te stellen om op langere termijn hun opgaven uit te kunnen voeren, schieten tekort.” Ook in de verkiezingstijd hebben we ervaren dat de meningen over de gewenste en effectieve aanpak uiteenlopen. Een maatschappelijk zeer relevante discussie. In dit artikel schijnen we echter het licht op twee andere interessante onderwerpen in de brief en het rapport van de minister. De essentie uit die passages is:
- Het ministerie van BZK gebruikt what-if-scenario’s en pleit voor periodieke herijking
- Het is verstandig financiële handelingsruimte aan te houden
Corporaties doen er goed aan voor zichzelf uit te maken of een buffer wenselijk is en zo ja, hoe groot deze zou moeten zijn. Een goed gesprek hierover en – als de corporatie besluit een buffer aan te houden – een gestructureerde onderbouwing van deze buffer is wenselijk. Accent Advies en Ortec Finance hebben een gezamenlijke aanpak uitgewerkt die hierop inspeelt.
Het ministerie van BZK gebruikt what-if-scenario’s en pleit voor periodieke herijking
In de brief wordt niet alleen een zogenaamd basispad – het verwachte tekort op basis van de meest actuele inzichten – beschreven, maar wordt ook een aantal gevoeligheidsscenario’s uitgewerkt. Het tekort tussen de opgaven en middelen is gedaald van € 30 naar € 24 miljard (basispad), maar met een bandbreedte van € 15 tot € 42 miljard. De minister laat zien dat dit bedrag zich gunstiger of ongunstiger kan ontwikkelen. Ze pleit er dan ook voor om de opgaven en middelen periodiek te actualiseren.
Figuur 1: Ontwikkeling van de maatschappelijke opgave die niet kan worden opgepakt in het basispad en een aantal gevoeligheidsscenario’s (mld. €)
Het is verstandig financiële handelingsruimte aan te houden
De berekeningen gaan ervan uit dat corporaties blijven investeren totdat de normen van de financiële ratio’s van de toezichthouder worden geraakt. De minister ziet het gat van € 24 miljard als een ondergrens en stelt dat corporaties in de werkelijkheid niet zullen blijven investeren totdat deze normen worden bereikt. Het berekende tekort betreft daarom een ondergrens. Ze schrijft verder “Net als elk bedrijf of huishouden, zullen corporaties enige financiële handelingsruimte aanhouden om financiële tegenvallers op te kunnen vangen of om te kunnen reageren op onverwachte maatschappelijke ontwikkelingen. Dit is ook wenselijk voor het stelsel, omdat corporaties anders bij beperkte veranderingen plannen moeten uit- of afstellen.”
Een corporatie kan ervoor kiezen te sturen op de Aw/WSW-normen met een meerjarenbegroting (MJB) die deze normen dicht nadert. Als deze corporatie de normen van Aw/WSW niet (tijdelijk) wil overschrijden, zal regelmatig bijsturen nodig zijn als gevolg van gewijzigde omstandigheden. Zoals de minister het verwoordt, moeten plannen worden uit- of afgesteld. Een corporatie met eigen normen of signaleringsnormen hoeft dat minder snel. Het geeft meer zekerheid dat de financiële continuïteit gewaarborgd is en zorgt voor meer vrijheid in handelen op het moment dat de corporatie met een tegenvaller wordt geconfronteerd. De corporatie voldoet immers nog steeds aan de Aw/WSW-normen en heeft tijd om in rust en wel doordacht bij te sturen. Deze buffer heeft echter een belangrijke keerzijde. Een deel van de (potentiële) middelen kan niet worden ingezet voor de realisatie van maatschappelijke doelstellingen.
Corporatie zonder eigen norm Corporatie met eigen norm/signaleringsnorm
Figuur 2: Voorbeeld van een corporatie zonder eigen normen en een corporatie met eigen normen
Goed gesprek en gestructureerde onderbouwing
Iedere corporatie zal voor zichzelf moeten uitmaken of een buffer wenselijk is en zo ja hoe, groot deze zou moeten zijn. Accent Advies en Ortec Finance hebben gezamenlijk een aanpak uitgewerkt die dit gesprek binnen het management en/of met de Raad van Commissarissen faciliteert. Met de aanpak van Accent Advies en Ortec Finance wordt de buffer gestructureerd onderbouwd op basis van de volgende uitgangspunten:
- Wat is de risicobereidheid van een corporatie? Het risicobereidheidprofiel van een corporatie is opgebouwd uit twee dimensies: wat is de risicofilosofie van de organisatie en hoe risicovolwassen is de organisatie? We onderscheiden vijf profielen, uiteenlopend van defensief tot offensief. Bij een offensief profiel worden nauwelijks buffers aangehouden. Bij een defensief profiel zijn de buffers groot. Naarmate een corporatie haar risicomanagement beter op orde heeft, kan het ook offensiever acteren waardoor er lagere financiële buffers nodig zijn en er meer maatschappelijk kan worden gerealiseerd.
- Wat zijn de belangrijkste strategische risico’s voor een corporatie? Die kunnen verschillen per regio en per corporatie. Ook de impact van de risico’s verschillen per corporatie, afhankelijk van bijvoorbeeld de kenmerken van het woningbezit en het gevoerde beleid. Wij hebben veel voorkomende strategische risico’s voor de corporatiesector vertaald naar scenario’s en die rekenen we door op de MJB van de corporatie. Net als voor de berekening van de maatschappelijke opgave die niet kan worden opgepakt (zie figuur 1), rekenen we alternatieve toekomstbeelden door. Een deel van de tegenvallers wordt opgenomen in de buffer.
Kortom, de hoogte van de buffer hangt uiteindelijk af van:
- Het risicobereidheidsprofiel van de corporatie
- De geïdentificeerde strategische risico’s
- De gevoeligheden in de eigen MJB
En last but not least, “de weg ernaartoe is misschien nog wel belangrijker dan de uitkomst”. In onze aanpak betrekken we het brede managementteam, bestuurder en vaak ook RvC bij dit proces. Daarbij gaat het niet alleen inhoudelijk over het bepalen van de eigen normen. Het nadrukkelijke gesprek over risicobereidheid en de bewustwording van risicogevoeligheid dragen bij aan de ontwikkeling en professionalisering van het risicomanagement in de organisatie.
Conclusie pilotproject Eigen Normen
Onderstaand de drie belangrijkste conclusies uit het pilotproject Eigen normen voor financiële kengetallen, waar tien woningcorporaties aan hebben deelgenomen.
- Het gezamenlijk – bijvoorbeeld met MT-leden en specialisten – doorlopen van dit proces en het bespreken van de uitkomsten is minstens zo waardevol als de uitkomsten zelf.
- De gestructureerde en transparante methode biedt een goede basis om intern keuzes te maken ten aanzien van eigen normen.
- De combinatie van risicobereidheid en strategische risico’s is waardevol. Het maakt ook duidelijk wat de toegevoegde waarde van een goed ontwikkeld risicomanagement kan zijn. Immers, naarmate de risicovolwassenheid toeneemt kan een corporatie scherper aan de wind varen en daarmee meer maatschappelijke doelen realiseren.
Corporaties die nu al dicht bij de Aw/WSW-normen opereren, of dat van plan zijn, doen er goed aan de risico’s nauwgezet te monitoren, periodiek scenario-analyses uit te voeren en een bijstuurplan paraat te hebben. Ook daar kunnen wij jullie bij helpen.
Tot slot
De discussies omtrent opgaven en middelen maken meer dan ooit duidelijk dat van corporaties wordt verwacht zich maximaal in te spannen om de maatschappelijke opgaven te realiseren. Wat is dan dat “maximum” in financieel opzicht? Zijn dat de Aw/WSW-normen? Of is het verstandig daar een buffer op aan te houden? Sommige corporaties redeneren dat de Aw/WSW-normen er niet voor niets zijn en dat het voldoende veilig is om daarop te sturen. Toch geeft ook het ministerie van BZK bij herhaling aan dat het verstandig kan zijn een veiligheidsmarge aan te houden. Wij adviseren corporaties daarom hier een bewuste en onderbouwde keuze in te maken en het risicomanagement daar goed op af te stemmen.
Ben je nieuwsgierig geworden naar onze aanpak? Neem dan gerust contact op met Coen Ravesloot.